NADERE INVENTARISATIE LAWAAI
Maakt duidelijk of lawaai een risico vormt en voldoende beheersmaatregelen worden genomen
VORMT LAWAAI EEN ARBEIDSRISICO BINNEN UW ORGANISATIE?
Hoge geluidsniveaus (lawaai) op het werk kunnen het gehoor beschadigen. Zo erg dat het kan leiden tot lawaaidoofheid, een beschadiging van het gehoor dat niet meer geneest. Om medewerkers te beschermen tegen te hoge geluidniveaus moeten werkgevers deze werkplekken, werkzaamheden en functies inventariseren. Om de passende maatregelen te kunnen treffen. In de algemene (basis) RI&E wordt geïnventariseerd of lawaai een potentieel risico vormt en voldoende beheersmaatregelen worden getroffen. Wanneer lawaai veelvuldig en/of structureel voorkomt maar het inzicht potentiële gehoorschade ontbreekt schrijft het Arbobesluit voor dat, lawaai aan de hand van nadere voorschriften moet worden geïnventariseerd (beoordeeld/gemeten).
NADERE INVENTARISATIE LAWAAI IN 4 STAPPEN
Een nadere inventarisatie naar lawaai kun je onderverdelen in vier stappen.
Stap 1 Inventariseren
Aan de hand van overleg (en eventueel bezoek) wordt eerst bepaald waarbij lawaai een risico kan vormen: welke afdelingen, werkzaamheden of functies. Aan de hand hiervan wordt bepaald op welke wijze we deze gaan beoordelen en/of meten om een compleet en betrouwbaar beeld te krijgen. Soms hebben organisaties zelf al enige indicatieve metingen verricht, die bij deze stap helpen.
Stap 2 Beoordelen
Als uit de inventarisatie blijkt dat bepaalde afdelingen, werkzaamheden en functies kans op schade hebben wordt een meetplan opgesteld rekeninghoudend met het Arbobesluit en NEN-EN-ISO 9612. Bij akkoord op het meetplan worden de metingen uitgevoerd (zie ook “Geluid meten” onder “Onderzoek & Advies”).
Stap 3 Maatregelen
Op basis van de beoordeling van de blootstelling worden praktische maatregelen voorgesteld (adviezen) op basis van de Arbeidshygiënische strategie. De voorgestelde maatregelen kunnen worden opgenomen in een het algemene Plan van Aanpak of een specifiek plan voor de beperking van lawaai (lawaai-beheersingsplan).
Stap 4 Borging
Om te borgen dat de maatregelen worden uitgevoerd en voldoende effect hebben is het van belang regelmatig de situatie rond (aanpak van) lawaai te evalueren. Ook wijzigingen in een werkproces of machines kunnen een negatief of positief effect hebben op de blootstelling aan lawaai. Bij een negatief of onduidelijk effect van deze veranderingen moet de beoordeling (geluidsmetingen) deels worden herhaald.
WAAROM DE RISICO’S VAN LAWAAI IN KAART HEBBEN?
Blootstelling aan te hoge geluidniveau ‘s kan tot blijvende gehoorschade bij medewerkers leiden. In veel branches komen schadelijke geluidniveau ‘s voor die niet direct herkend of als zodanig beoordeeld worden. Vaak wordt er pas actie ondernomen als het te laat is en medewerkers al gehoorschade hebben opgelopen. Dit kan voorkomen worden door een nadere inventarisatie uit te voeren en op basis van de uitkomsten maatregelen te nemen.
Wij helpen regelmatig organisaties met deze nadere inventarisatie verplichtingen. Wij hebben verschillende ervaren arbo-kerndeskundigen in huis met kennis van veiligheidskunde en arbeidshygiëne.
Duidelijk stappenplan en verhoogde betrokkenheid organisatie
Brengt onzichtbare kans op gehoorschade duidelijk in beeld
Biedt mogelijkheden om deze lawaai risico’s gericht te beheersen
Helpt toekomstige gehoorschade te voorkomen
Uitgevoerd door een ervaren arbeidshygiënist
OVERIGE NADERE INVENTARISATIE VERPLICHTINGEN
Arbeidsrisico’s met een nadere (of verdiepende) inventarisatieplicht moeten terugkomen in iedere RI&E. Voor welke arbeidsrisico’s bestaan er nadere voorschriften voor een verdiepende inventarisatie?
Wat zegt de wet?
ARBOBESLUIT | AFDELING 3. LAWAAI
§ 1. ALGEMEEN
ARTIKEL 6.6. DEFINITIES
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. piekgeluidsdruk (Ppiek): maximumwaarde van de «C»-frequentiegewogen momentane lawaaidruk;
b. dagelijkse blootstelling aan lawaai (LEX,8h) (dB(A) re. 20 μPa): tijdgewogen gemiddelde van de niveaus van blootstelling aan lawaai op een nominale werkdag van acht uur, zoals gedefinieerd in de internationale norm ISO 1999:2016, punt 3.1. Dit omvat alle op het werk aanwezige geluiden, met inbegrip van impulsgeluiden;
c. wekelijkse blootstelling aan lawaai (LEX,8h): tijdgewogen gemiddelde van de dagelijkse niveaus van blootstelling aan lawaai in een nominale week van vijf werkdagen van acht uur, zoals gedefinieerd in de internationale norm ISO 1999:2016, punt 3.1 (noot 2).
§ 2. VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT LAWAAI
ARTIKEL 6.7. NADERE VOORSCHRIFTEN RISICO-INVENTARISATIE EN -EVALUATIE, BEOORDELEN EN METEN
1. In het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, worden de lawaainiveaus waaraan de werknemers zijn blootgesteld, beoordeeld en, indien nodig, gemeten teneinde te bepalen waar en in welke mate werknemers aan de in artikel 6.8 vastgestelde niveaus van schadelijk lawaai kunnen worden blootgesteld.
2. De beoordeling en de meting worden, in aanvulling op artikel 5 van de wet, volgens een schriftelijk vastgelegd tijdschema periodiek uitgevoerd door de deskundigen, genoemd in artikel 13 van de wet, of de deskundigen of arbodiensten, genoemd in de artikelen 14 en 14a van de wet, en in ieder geval opnieuw uitgevoerd, indien de omstandigheden ingrijpend zijn gewijzigd, er redenen zijn om aan te nemen dat de uitgevoerde beoordeling of meting onjuist is of wanneer de resultaten van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, dit nodig maken. Bij de beoordeling van de meetresultaten wordt rekening gehouden met de meetonzekerheden, die zijn vastgesteld volgens de bij het meten gangbare praktijk.
3. De bij de meting gebruikte methoden en apparaten zijn op de desbetreffende omstandigheden afgestemd. Met name wordt daarbij gelet op de kenmerken van het te meten lawaai, de duur van de blootstelling, de omgevingsfactoren en de kenmerken van de meetapparatuur. De gebruikte methoden en apparaten zijn geschikt om te bepalen of de in artikel 6.8, derde, vierde, zevende, negende en tiende lid, vastgestelde niveaus van schadelijk lawaai al dan niet worden overschreden. Wanneer gebruik wordt gemaakt van steekproeven zijn die representatief voor de persoonlijke blootstelling van een werknemer.
4. Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval aandacht besteed aan:
a. het niveau, de aard en de duur van de blootstelling, met inbegrip van eventuele blootstelling aan impulsgeluid;
b. de in artikel 6.8, derde, vierde, zevende en negende lid vastgestelde actiewaarden en de in artikel 6.8, tiende lid, vastgestelde grenswaarden voor de blootstelling;
c. de mogelijke gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van werknemers die tot bijzonder gevoelige risicogroepen behoren;
d. voor zover dit technisch uitvoerbaar is, de mogelijke gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers van de wisselwerking tussen lawaai en werkgerelateerde ototoxische stoffen en tussen lawaai en trillingen;
e. de mogelijke indirecte gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers van de wisselwerking tussen lawaai en waarschuwingssignalen of andere geluiden waarop dient te worden gelet teneinde het risico op ongelukken te verkleinen;
f. de informatie over de lawaai-emissie die door de fabrikanten van de arbeidsmiddelen is verstrekt;
g. het bestaan van alternatieve arbeidsmiddelen die ontworpen zijn om de lawaai-emissie te verminderen;
h. de voortzetting van de blootstelling aan lawaai buiten normale werktijd onder verantwoordelijkheid van de werkgever;
i. uit arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, verkregen relevante informatie, met inbegrip van gepubliceerde informatie, voorzover dat mogelijk is;
j. de beschikbaarheid van individuele gehoorbeschermers met voldoende dempende werking
5. De ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers wordt de gelegenheid gegeven een oordeel kenbaar te maken over de wijze van beoordeling en meting.
6. De beoordeling en de meting worden, in aanvulling op artikel 5 van de wet, volgens een schriftelijk vastgelegd tijdschema periodiek uitgevoerd door de deskundigen, genoemd in artikel 13 van de wet, of de deskundigen of arbodiensten, genoemd in de artikelen 14 en 14a van de wet, en in ieder geval opnieuw uitgevoerd, indien de omstandigheden ingrijpend zijn gewijzigd, er redenen zijn om aan te nemen dat de uitgevoerde beoordeling of meting onjuist is of wanneer de resultaten van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, dit nodig maken. Bij de beoordeling van de meetresultaten wordt rekening gehouden met de meetonzekerheden, die zijn vastgesteld volgens de bij het meten gangbare praktijk.
7. De bij de meting gebruikte methoden en apparaten zijn op de desbetreffende omstandigheden afgestemd. Met name wordt daarbij gelet op de kenmerken van het te meten lawaai, de duur van de blootstelling, de omgevingsfactoren en de kenmerken van de meetapparatuur. De gebruikte methoden en apparaten zijn geschikt om te bepalen of de in artikel 6.8, derde, vierde, zevende, negende en tiende lid, vastgestelde niveaus van schadelijk lawaai al dan niet worden overschreden. Wanneer gebruik wordt gemaakt van steekproeven zijn die representatief voor de persoonlijke blootstelling van een werknemer.
6. De resultaten van de op grond van dit artikel uitgevoerde beoordelingen en metingen worden in passende vorm geregistreerd en bewaard, zodat latere raadpleging mogelijk is.
8. De resultaten, bedoeld in het zesde lid, worden, voorzien van een toelichting, ter kennis gebracht van de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, van de belanghebbende werknemers.9 De risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in het eerste lid, wordt adequaat gedocumenteerd en vermeldt de ingevolge de artikelen 6.8, 6.9 en 6.11 genomen maatregelen.
ARTIKEL 6.8. MAATREGELEN TER VOORKOMING OF BEPERKING VAN DE BLOOTSTELLING
1. Ter voorkoming of beperking van de blootstelling aan lawaai worden zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen dat de risico’s van blootstelling worden weggenomen aan de bron of tot een minimum beperkt, waarbij rekening wordt gehouden met de technische vooruitgang en de beschikbaarheid van maatregelen.
2. Bij het voorkomen of beperken van de blootstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval rekening gehouden met:
a. alternatieve werkmethoden die leiden tot minder blootstelling aan lawaai;
b. de keuze van de juiste arbeidsmiddelen, rekening houdend met het te verrichten werk, die zo weinig mogelijk lawaai maken, met inbegrip van de mogelijkheid om de werknemers te laten beschikken over arbeidsmiddelen die een beperking van de blootstelling aan lawaai tot doel of als gevolg hebben;
c. het ontwerp en de indeling van de werkplek en de arbeidsplaats;
d. een doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht om de werknemers te leren hoe arbeidsmiddelen juist te gebruiken teneinde de blootstelling aan lawaai tot een minimum te beperken;
e. technische maatregelen ter beperking van lawaai:
i.beperking van het luchtgeluid, bijvoorbeeld door afscherming, omkasting of afdekking met geluidsabsorberend materiaall
ii. beperking van het constructiegeluid, bijvoorbeeld door demping of isolatie;
f. passende onderhoudsprogramma’s voor de arbeidsmiddelen, de werkplek en de systemen op de werkplek;
g. de organisatie van de werkzaamheden, met het oog op een beperking van het lawaai:
i. beperking van de duur en intensiteit van de blootstelling;
ii. passende werkschema’s met voldoende rustpauzes.
3. Als de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 140 Pa, worden op basis van de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, met inachtneming van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, in het kader van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de wet technische of organisatorische maatregelen vastgesteld en uitgevoerd om de blootstelling tot een minimum te beperken.
4. Werkplekken waar de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger kan zijn dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger kan zijn dan 140 Pa, worden duidelijk aangegeven door middel van passende signaleringen en doelmatig afgebakend. Indien dit technisch uitvoerbaar is en het risico van blootstelling dit rechtvaardigt, wordt de toegang ertoe beperkt.
5. De blootstelling aan lawaai in ontspanningsruimten als bedoeld in artikel 3.20 en nachtverblijven als bedoeld in artikel 3.21 wordt beperkt tot een niveau dat verenigbaar is met de functie van de ruimten en de omstandigheden waarin zij worden gebruikt.
6. De maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, worden afgestemd op de behoeften van werknemers die behoren tot bijzonder gevoelige risicogroepen.
7. In gevallen waarin de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 80 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 112 Pa, worden aan de werknemers passende, naar behoren aangemeten, individuele gehoorbeschermers ter beschikking gesteld. De individuele gehoorbeschermers voorkomen het risico van gehoorbeschadiging of brengen dit risico tot een minimum terug.
8. De ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers wordt de gelegenheid gegeven een oordeel kenbaar te maken over de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, en over de keuze van de ter beschikking te stellen individuele gehoorbeschermers, bedoeld in het zevende lid.
9. Als de dagelijkse blootstelling aan lawaai 85 dB(A) of hoger is of de piekgeluidsdruk 140 Pa of hoger is worden de individuele gehoorbeschermers door de werknemers gebruikt.
10. De dagelijkse blootstelling aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, mag in geen geval hoger zijn dan 87 dB(A) of de piekgeluidsdruk mag in geen geval hoger zijn dan 200 Pa.
11. Als ondanks de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met zevende en negende lid, wordt vastgesteld dat de dagelijkse blootstelling aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, hoger is dan de in het tiende lid vastgestelde grenswaarden worden:
a. onmiddellijk maatregelen genomen om de blootstelling terug te brengen tot een niveau beneden die grenswaarden;
b. de oorzaken van de overmatige blootstelling vastgesteld en
c. de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met zevende en negende lid, aangepast om herhaling te voorkomen.
ARTIKEL 6.9. WEEKGEMIDDELDE
In gevallen waarin werknemers in verband met het uitvoeren van bijzondere taken moeten verblijven op een werkplek waar de dagelijkse blootstelling aan lawaai per werkdag aanmerkelijk verschilt en naleving van de verplichtingen, genoemd in artikel 6.8, derde, vierde, zevende, negende, tiende en elfde lid, redelijkerwijs niet gevergd kan worden, wordt in genoemde artikelleden in plaats van «de dagelijkse blootstelling aan lawaai» gelezen «de wekelijkse blootstelling aan lawaai». In dat geval bedraagt de wekelijkse blootstelling, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, niet meer dan 87 dB(A) en worden doeltreffende maatregelen genomen om het aan deze activiteiten verbonden risico tot een minimum te beperken.
ARTIKEL 6.10. AUDIOMETRISCH ONDERZOEK
1. Als uit de resultaten van de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, blijkt dat er voor een werknemer een gezondheidsrisico bestaat, wordt deze werknemer, in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan.
2. Iedere werknemer waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 140 Pa wordt in de gelegenheid gesteld om periodiek een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan.
3. Iedere werknemers waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 80 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 112 Pa wordt in de gelegenheid gesteld om periodiek een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan, indien uit de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, blijkt dat er een gezondheidsrisico bestaat.
4. Het audiometrische onderzoek, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, is gericht op een vroegtijdige diagnose van een eventuele achteruitgang van het gehoor ten gevolge van lawaai en op behoud van het gehoor.
5. De deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst houdt van iedere werknemer die een audiometrisch onderzoek als bedoeld in het eerste tot en met derde lid, heeft ondergaan, een persoonlijk medisch dossier bij, dat een samenvatting bevat van de uitslagen van het audiometrisch onderzoek, bedoeld in het eerste tot en met derde lid.
6. De persoonlijke medische dossiers worden in een zodanige vorm bewaard dat zij later, met inachtneming van het medisch beroepsgeheim, kunnen worden geraadpleegd.
7. Iedere werknemer heeft recht op inzage in en afschrift van het hem betreffende medisch dossier.
8. Een daartoe aangewezen toezichthouder ontvangt desgevraagd een exemplaar van de medische dossiers, bedoeld in het vijfde lid.
ARTIKEL 6.10A. MAATREGELEN BIJ GEHOORBESCHADIGING
1. Als bij een audiometrisch onderzoek als bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, bij een werknemer een aantoonbare gehoorbeschadiging wordt vastgesteld, beoordeelt de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of een specialist, als de deskundige persoon dat noodzakelijk acht, of de beschadiging vermoedelijk het gevolg is van blootstelling aan lawaai op het werk.
2. Als wordt vastgesteld dat de gehoorbeschadiging is veroorzaakt door blootstelling aan lawaai op het werk, dan:
a. wordt de beoordeling en de meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, opnieuw uitgevoerd;
b. worden de maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling, bedoeld in artikel 6.8, herzien;
c. wordt bij het nemen van maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling als bedoeld in artikel 6.8, met inbegrip van het toewijzen van ander werk zonder blootstellingsrisico, rekening gehouden met het advies van de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de daartoe aangewezen toezichthouder en
d. wordt iedere werknemer die op soortgelijke wijze is blootgesteld in de gelegenheid gesteld tussentijds opnieuw een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan.
ARTIKEL 6.11. VOORLICHTING EN ONDERRICHT
Aan werknemers die worden blootgesteld aan een dagelijkse blootstelling aan lawaai van 80 dB(A) of hoger en een piekgeluidsdruk van 112 Pa of hoger worden doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht gegeven over:
a. de aard van de risico’s die voortvloeien uit blootstelling aan lawaai;
b. de genomen maatregelen, bedoeld in artikel 6.8, om de risico’s, bedoeld onder a, te voorkomen of tot een minimum te beperken;
c. de actiewaarden, bedoeld in artikel 6.8, derde, vierde, zevende en negende lid, en de grenswaarden, bedoeld in artikel 6.8, tiende lid;
d. de resultaten van de beoordeling en meting van de lawaainiveaus waaraan de werknemers zijn blootgesteld, bedoeld in artikel 6.7, eerste en tweede lid, en een uitleg van de betekenis en mogelijk daaraan verbonden risico’s;
e. het juiste gebruik van individuele gehoorbeschermers;
f. hoe signalen van gehoorbeschadiging zijn op te sporen en kunnen worden gemeld;
g. de omstandigheden waarin werknemers recht hebben op arbeidsgezondheidskundig onderzoek en het doel van dit onderzoek en
h. veilige werkmethoden om de blootstelling aan lawaai tot een minimum te beperken.